do 17 augustus
5 tips voor het Leidsche Rijn Festival
Programmeur Leonie Langenhuijsen geeft 5 must-see tips voor het festival op zo 27 augustus.
Eerder componeerde hij een speciale versie voor een strijkorkest van A lock without a key voor Pynarello. Binnenkort is zijn stuk ‘La tarde sin mañana’ te horen tijdens de NEGEN! tour van het collectief. Hoe gaat hij te werk? En hoe is het om je eigen compositie voor het eerst te horen? We vroegen Thomas het hemd van het lijf.
Als je start met een nieuwe compositie, waar begin je dan?
‘‘Daar kan ik nooit helemaal de vinger op leggen. Ik heb dan een vaag idee van de kleur van de muziek, de sfeer en de textuur. Daarna moet ik eigenlijk gewoon gaan zoeken. Soms vind ik vrij snel iets en dan ben ik op de piano aan het improviseren of ik zit op een stoel voor te stellen hoe het moet klinken. Vooral dat laatste is eigenlijk een raar proces.
Ik vind dit wel een treffende uitspraak van Michelangelo: ‘Het beeld zit al helemaal volmaakt in het marmer, ik moet alleen het overtollige steen weg te hakken.’ Dat is lollig bedoeld, maar er zit ergens toch wel wat in. Soms voelt het alsof het muziekstuk er al wel is, maar dat je het moet helpen uit het moeras van je verbeelding te trekken. Zo is het natuurlijk niet, want je schrijft wel degelijk dingen op, maar soms voelt het zo. Het is niet alsof het zich allemaal in m’n hoofd afspeelt en ik het alleen nog maar hoef op te schrijven.’’
Hoe verliep het componeren bij ‘La tarde sin mañana’?
‘‘Het is vaak dat ik langere tijd al met ideeën rondloop, in dit geval waren dat de gedichten van Federico García Lorca. Ik wilde daar toch graag eens een liedcyclus mee maken en deze ongewone bezetting die ik in m’n schoot geworpen kreeg door Pynarello paste daar goed bij. Soms heb je ideeën waar je al lang mee rondloopt die dan opeens op z’n plaats vallen, dat was bij het project NEGEN! het geval: ik wist meteen, dit klopt. Ik heb dan ook de maximale bezetting gebruikt die ik tot mijn beschikking had. Ik had natuurlijk ook de fagot weg kunnen laten of het kleiner kunnen doen.’’
Je liet je voor NEGEN! inspireren door Frederico Garcio Lorca en gebruikt zijn gedichten als liedteksten. Waarom heb je voor het materiaal van deze dichter gekozen?
‘‘Ik hou al heel lang van deze dichter. Wat ik er zo mooi aan vind, en dan specifiek aan deze gedichten want lang niet al zijn gedichten zijn zo Spaans gekleurd, is dat hij typische Spaanse en Andalusische zigeuner- en flamencobeelden gebruikt. Het zijn geen schetsen van Spaanse tafereeltjes, wat het gevaar zou kunnen zijn met zo’n thema, maar hij gebruikt die dingen en zet het vervolgens bij bijvoorbeeld het laatste gedicht ‘Curva’ om in iets heel mystieks. Dat gaf voor mij de mogelijkheid om ook een soort Spaanse hint te geven, maar het zou een beetje kitsch zijn als ik er van die Spaanse harmonieën in zou gooien.’’
Hoe heb je er een Spaanse hint in kunnen verwerken, zonder dat het te voor de hand liggend werd?
‘‘Er zit af en toe wel een Spaans akkoord in, maar het zijn meer schimmen die daar soms opduiken dan dat ik een stuk in een flamenco toonsoort zou maken. Dat zou eigenlijk een beetje rode rozen rood verven zijn. Alleen bij de tweede tekst is dat wel meer het geval, maar die heet ook Malagueña wat een flamenco is. Dus dat is ook qua ritmiek een flamencodans maar ook met schrille akkoorden die er in een echte Malagueña niet in zitten. Het is ook een soort commentaar op een Malagueña, wat Lorca ook doet. In dat stuk geef ik mijn visie op de Malagueña.’’
Hoe zorg je ervoor dat elk instrument tot z’n recht komt bij ‘La tarde sin mañana’?
‘‘Ik hou er wel rekening mee dat iedereen wel wat te doen heeft, maar vind het ook belangrijk wat de tekst en de luisteraar nodig heeft. Het zou ook anders zijn als het geen vocaal stuk was. Bij La tarde sin mañana is de muziek ondersteunend aan de woorden. Als het een instrumentaal stuk zou zijn, dan zou het een belangrijker uitgangspunt zijn dat iedereen mooie solo’s heeft. Ik hou er wel rekening mee dat bijvoorbeeld een klarinettist niet veertien minuten niks zit te doen en dan drie noten moet spelen. Dan zou je kunnen zeggen: ‘misschien haal ik dan beter toch die hele klarinet eruit’. Ik houd het wel een beetje in balans op die manier, maar ik ga uit van de zang.’’
Waar let je dan op als je het stuk hoort?
‘‘In principe op de spanningsboog, dat is eigenlijk het meest belangrijk. Dan geef ik aan musici aan waar ze wat langer kunnen wachten of waar ze langer door kunnen spelen in plaats van dat je stukken aan elkaar klikt, daar let ik op. Ook let ik op de klankkleur. Eigenlijk vind ik het het leukst als musici zelf dingen inbrengen tijdens een repetitie of een concert, dat er iets gebeurt wat ik in eerste instantie zelf niet had voorzien. Dat ze er zelf echt iets mee doen, dat ze bijvoorbeeld net iets langer inhouden of een heel dynamisch teken negeren. Maar als het beter werkt, graag.’’
Dan sta je daar wel voor open als componist?
‘‘Ja absoluut, nee ik ben niet zo’n componist die het precies op een bepaalde manier wil. Wel schrijf ik alles heel precies op, maar ik vind het niet erg als musici er van afwijken als ze denken dat het zo beter wordt. Dan moet het natuurlijk ook wel echt beter zijn. Maar er zijn ook componisten die willen dat je precies doet wat er is opgeschreven, dat kan ook. In mijn ervaring klinkt de muziek het beste als mensen zich vrij voelen, dan gaat het leven.’’
Vorig jaar werd het stuk voor het eerst gespeeld, hoe is het als componist om je stuk voor het eerst te horen?
‘‘Je hebt het in je hoofd al wel heel vaak gehoord. Maar tijdens een concert, ook met de energie van het publiek erbij, dan gebeurt er toch iets anders altijd, dat is spannend en leuk.’’
Hoe verhoudt klassieke muziek zich tot popmuziek volgens jou?
‘‘’Andere stukken van mij hebben invloeden van The Beatles en The Rolling Stones waar ik allemaal erg veel van hou. Ook uit en Frank Zappa haal ik inspiratie, maar in dit stuk niet, want Lorca en Zappa zijn niet echt verenigbaar'', zegt Thomas lachend. ‘’Maar in andere stukken zeker.’’
Wat neem je mee uit de popmuziek?
‘‘De beat en de puls* die popmuziek vaak heeft. Je hoort vaak een obsessief soort puls die het hele nummer doorgaat en af en toe doorbroken wordt, dat levert meteen een enorm effect op. Als je eerst bijvoorbeeld drie minuten lang dezelfde ritmiek gebruikt en je doet daar opeens een syncope* doorheen bouwt dat de spanning op. Of wat dancemuziek vaak heeft dat de beat wegvalt, dat opeens de grond onder je voeten wegvalt en dat de beat daarna langzaam weer opkomt, dat soort dingen.’’
Waarom moeten mensen komen luisteren naar NEGEN!?
‘‘Het zijn fantastische musici en Peter is een geweldige tenor en het is ook een mooi programma. Ik vind ook het stuk van Bart Visman And don’t you remember… zo schitterend. De delen van Schubert zijn verspreid, dat is eenvoudig maar heel goed idee en het werkt ook heel goed.’’
*Puls: De regelmatige slag van een muziekstuk, van oorsprong in het tempo van de polsslag, vandaar de naam.
*Syncope: Een ritme waarbij een of meer tonen niet op de tel of puls vallen, waardoor een of meer normale accenten verlegd worden.